Skip links

Kenmerken van de Hoogaars

Onze schepen

Kenmerken van de Hoogaars

Uit recent onderzoek van de nu beschikbare documentatie blijkt dat de hoogaars voldoet aan de volgende algemene kenmerken:

  • De hoogaars als werkschip is tussen de 9 en 15 meter lang.
  • De hoogaars als jacht is tussen de 8 en de 18 meter lang.
  • De hoogaars heeft een rechte, vallende voor- en achtersteven.
  • Het vlak is druppelvormig, met de ronde kant naar voren, waarbij de kimlijn tegen de voorsteven aansluit in een hoek van 85 tot 90 graden.
  • Het vlak heeft een lengte/breedte verhouding van 3,6 op 1, en versmalt naar achter in een min of meer vaste verhouding van 2,3 op 1, de grootste breedte (bij de mastbank) t.o.v. de breedte t.p.v. de achterdogt (15 % LOA vanaf de achterloodlijn).
  • Het vlak varieert in langsdoorsnede van nagenoeg plat, tot licht opgebrand in de einden, of doorgebogen over de volle lengte. In dwarsrichting vertoont het vlak soms een beperkte vlaktilling (tot max. ca. 4 graden).
  • Het diepste punt van de romp (de hoos) ligt kort achter de mast.
  • Onder het vlak bevindt zich voor en achter een scheg. Hier is bij jachten ook vaak een kielbalk tussen geplaatst.
  • Onder de waterlijn heeft de voorsteven een verbreding als slijtstrip, die bij jachten qua afmeting soms de vorm van een loefbijter aanneemt.
  • De romp werd zowel overnaads als gladboordig (karveel) beplankt.
  • Het boeisel helt sterk naar binnen, is puntig in het voorschip, en verbreedt zich naar achteren waarbij het de grootste breedte bereikt ter hoogte van de mastbank. Van daar versmalt het geleidelijk naar de achtersteven, waar het met een korte bocht vrijwel haaks tegen de achtersteven eindigt.
  • De vorm van het grootspant is eenvoudig. De lijn kim-berghout maakt met het vlak een stompe hoek van ca. 130 graden, en verloopt meestal recht (bij overnaadse bouw) of licht gebogen (bij karveel bouw).
  • Het achterschip is doorgaans licht gepiekt.
  • De kimhoek is constant over ca. een derde van de lengte van het vlak.
  • Het berghout is bij overnaads gebouwde hoogaarzen op het boeisel bevestigd, bij karveel gebouwde hoogaarzen is het direct op de spanten bevestigd. Het boeisel vertoont in achteraanzicht een min of meer uitgesproken liggende S-vorm, die varieert met de werf waar het schip is gebouwd.
  • Hoogaarzen zijn koplastig en hebben zoals eerder beschreven vaak een vissend roer.
  • De (zee)zwaarden hebben een lengte ongeveer gelijk aan de grootste breedte van het schip, en een lengte breedte verhouding van 3:1.

Afgeleide verhoudingen:

Gem.Min.Max.Spreiding (%)
1Lwl / LOA (= B/A) *0,720,650,7810
2Bmax / LOA (= C/A)0,300,300,3515
3Lvlak / Bvlak (= F/D) **3,63
4Slankheid vlak (= D/E) **2,37
5Bvlak / Bmax ( = D/E) ***0,590,520,6612
6Locatie Bmax / LOA (= O/A) *0,460,390,5418
7Plaatsing van de mast / LOA (= L/A) *0,410,360,4412
8Hoogte voorsteven / LOA (= G/A) *0,140,110,1720
9Holte grootspant / holte achterdogt (= H1/H2) ***1,341,191,4711
10Minimum vrijboord / H voorsteven (= J/G) *0,510,410,6221
11Hoek voorsteven graden t.o.v. CWL (=K) ***35314427
12Valling (hoek) kimboord graden t.o.v. CWL (=M) *48266045
13Valling (hoek) boeisel graden t.o.v. CWL (=N) *69508027
14Valling (hoek) achtersteven t.o.v. CWL *6655765

* deze verhoudingen zijn uitsluitend op basis van de tekeningen.
** deze gegevens zijn uitsluitend afgeleid uit de geschreven bestekken.
*** deze gegevens zijn zowel gemeten als berekend.

A = LOA is de lengte tussen de loodlijnen.
B = Lwl is gemeten op de waterlijn binnen de stevens.
C = Bmax is de grootste breedte van de romp gemeten binnen het berghout
D = Bvlak is de grootste breedte van het vlak t.p.v. C (grootste breedte van de romp).
E = breedte van het vlak t.p.v. I (de achterdogt).
F = Lvlak is de lengte van het vlak.
H = hoogte van de voorsteven gemeten t.o.v. de constructiewaterlijn (CWL).
H1 = de holte onderkant berghout tot bovenkant vlak t.p.v. het grootspant.
H2 = de holte onderkant berghout tot bovenkant vlak t.p.v. achterdogt (I).
I = afstand achterdogt (tweede volle spant van achter) tot achterloodlijn.
J = Het minimum vrijboord, gemeten t.p.v. het laagste punt in zijaanzicht.
K = de hoek van de voorsteven met de CWL
L = Plaatsing van de mast, gemeten van de voorkant van de steven tot de voorkant van de mast aan dek, in het vlak van de stevens.(7)
M = de valling (hoek) van het kimboord gemeten t.p.v. Bmax
N = de valling (hoek) van het boeisel gemeten t.p.v. Bmax
O = Locatie Bmax (6)
P = valling (hoek) achtersteven met de CWL

Deze website maakt gebruik van cookies.